Doelen | De onderwijstaak | Integratie | Het kind
 
- Algemene   Doelen
- Specifieke   Doelen




Hoofdstuk 2 

 

Doelen voor techniekonderwijs voor jonge kinderen

 

1. Algemene doelen voor het onderwijs voor jonge kinderen

 

We beginnen met aan te nemen, dat kinderen het informele en formele onderwijs binnenkomen, zodat de maatschappij hen kan kneden tot goede burgers door hun onafhankelijkheid in denken aan te moedigen en hun capaciteiten verder te brengen. In zoverre als techniek een belangrijk aspect van ons leven is geworden, ons beïnvloedt, ons steunt en bij sommige gelegenheden onze last verlicht, moeten we er zeker van zijn, dat kinderen zo vroeg mogelijk met techniek binnen het leerproces in aanraking komen.

 

Friedrich Fröbel geloofde dat de fysieke greep op de wereld vooraf ging aan de intellectuele greep erop en benadrukte daarom het belang van voldoende materiaal voor kinderen om mee te kunnen manipuleren. Verzorgers hebben de plicht de nieuwsgierigheid van kinderen serieus te nemen, maar ook de plicht niet al te opdringerig te zijn en toch de wereld van de kinderen te beschermen.

 

Maria Montessori benadrukte het belang van het spel bij het leerproces en het belang van het aanbieden van ervaringen op het juiste moment. Ze benadrukte de ontwikkeling van de zintuigen en het recht van het kind spontaan te zijn en zijn/haar vrijheid te ontwikkelen om de eigen wereld te ervaren.

 

Célestin Freinet geloofde in het concept van het creëren van experimentele ruimte voor kinderen, omdat hij geloofde dat leren zowel geïndividualiseerd is als ook geworteld in het dagelijkse leven van dat afzonderlijke kind. Het kind leert zijn of haar eigen behoeften te herkennen en wensen uit te drukken om zo de eigen verantwoordelijkheid te vormen en te ontwikkelen.

 

In de Regiopedagogiek staat het concept van het sociale leren centraal. Het kind leert van zijn omgeving en bestrijkt daarmee een erg breed scala aan thema’s en onderwerpen uit het dagelijks leven. De vragen die hieruit voor een kind voortkomen worden getransformeerd in iets begrijpbaars en iets maakbaars door exploratie en experimenteren.

 

Dit leidt direct tot de “Situationsansatz” methode, die de situatie als een totaal ziet voor het kind en leersituaties ontwerpt uit de actuele en huidige stand van de ontwikkeling of de aandachtspunten waarmee het kind dan bezig is. Het is in hoge mate geïndividualiseerd en besteedt aandacht aan de sociale omstandigheden van het kind.

 

Dit zijn de algemene trends van het voorschoolse onderwijs en enige elementen van de basisonderwijspedagogiek. In dit kader moeten we elementen van het techniekonderwijs inweven. We moeten creatief naar technologie en techniek en “Science”onderwijs kijken om te zien hoe we dit in een totaalconcept van algemene doelen voor de ontwikkeling van jonge kinderen kunnen passen. Het startpunt is gelegen in de natuurlijke nieuwsgierigheid over de wereld en zijn of haar vragen – Hoe? Waarom? Wat? Wie? – moeten serieus genomen worden en moeten de basis vormen van het leren van kinderen over wetenschappelijke en technische fenomenen.

 

To the top