Hoofdstuk 2
Het kind:
psychologische en pedagogische overwegingen
Het
perspectief van Vygotsky
Terwijl
Piaget (1952) benadrukt dat leerlingen in hoofdzaak betekenis geven door hun
eigen activiteit met de omgeving, benadrukt Vygotsky het belang van de cultuur
van het kind en de sociale contexten als bronnen voor begeleiding en
ondersteuning bij het leren.
Vygotsky
(1962, 1991) nam aan dat het kind een verlangen heeft om effectief en
onafhankelijk te handelen en de mogelijkheid heeft hogere mentale functies te
ontwikkelen in haar ontmoetingen met de cultuur (zoals ervaring in de
interactie met anderen), maar deze doelen en de middelen om dit te bereiken
zijn cultureel bepaald en aangeleerd. Het kind is actief in het leerproces maar
handelt niet alleen. Ze leert te denken door te construeren of te
co-construeren en door voortschrijdend steeds meer adequate versies van het
intellectuele gereedschap van de cultuur te internaliseren, die gemodelleerd of
actief onderwezen zijn door degenen die al verder zijn.
Interacties
die aandacht vragen voor ontwikkeling kunnen het actieve schragen ,
begeleide deelname of het bouwen van bruggen omvatten door een volwassene
of een meer ervaren leeftijdgenoot. De meer ervarene persoon assisteert het
kind bij het voorzien van aanwijzingen, een leidraad, voorbeelden geven,
vragen, strategieën en andere ondersteuning die het kind de gelegenheid biedt
taken te vervullen die ze nog niet onafhankelijk kan uitvoeren. Om effectief te zijn in het aanmoedigen van
de eigen onafhankelijkheid, zelfregulatie, van het kind, moet deze hulp haar
brengen in de zone van de naaste ontwikkeling, een hypothetisch psychologisch
gebied dat het verschil aangeeft tussen wat het kind al onafhankelijk kan en
wat ze kan doen zonder de hulp. Dit kan per sekse verschillen als
gevolg van de individuele school en haar kenmerken (Silva, L.e,.a 1995).
Onderzoekers zijn op dit ogenblik
bezig de relatie uit te zoeken tussen de zone van de toekomstige ontwikkeling,
het schragen, het onderwijsontwerp en de ontwikkeling van
on-lineleeromgevingen. Dunlap en Grabinger (1996: 242) voegen het totaal
concept van het schragen samen :
Schragen houdt in, het voorzien
in ondersteuning en begeleiding die overeenkomt met de leeftijd van de leerling
en het niveau van de ervaringen. Authentieke omgevingen zorgen voor een
evenwicht tussen de capaciteiten van de leerling, de ervaring, rijpheid,
leeftijd en kennis. Schragen betekent ondersteuning in de vorm van aanwijzingen,
vragen en materialen die leerlingen door het proces van het probleem oplossen
leiden. Leiden betekent echter niet:
vertellen. Leerkrachten moeten een (leer)omgeving creëren die kinderen helpt te
bepalen wat ze moeten doen, eerder dan ze te vertellen welke stappen op een algoritmische wijze
gezet moeten worden. Kinderen moeten manieren van probleem oplossen leren en
obstakels te boven leren komen als aanvulling op hoe ze problemen moeten
oplossen. Het belangrijkst is dat ze zich prettig leren voelen bij een gis en
mis benadering.
Vygotsky (1991) heeft ook de
nadruk gelegd op het belang van taal voor de cognitieve ontwikkeling, waarmee
hij wilde aantonen, dat kinderen wanneer ze eenmaal beschikken over woorden en
etiketten, ze begrippen veel makkelijker kunnen vormen. Hij geloofde dat denken
en taal samen kwamen in betekenisvolle begrippen en het denkproces ondersteunt.
Hij zag taal als het primaire middel waardoor de cultuur wordt doorgegeven en
het primaire transportmiddel voor denken en vrijwillige zelfregulatie.
Vygotskys theorie, aangetoond in
klassen waar sociale interactie is aangemoedigd, waar leerkrachten praten met
kinderen en taal gebruikt wordt als
mediator voor het leren, waar kinderen aangemoedigd worden zich zowel mondeling
als schriftelijk uit te drukken en waar conversatie tussen leden van de groep
wordt aangemoedigd en gewaardeerd.
To the top