Hoofdstuk 2
De
integratie van techniekonderwijs in het basisonderwijs
4. De rijke leeromgeving
a. materialen
Een veel gehoord argument om geen
techniek te geven op school is: gebrek aan materiaal.
We bedoelen hier niet alleen
schriftelijk materiaal en suggesties voor lesactiviteiten. Die zijn er de
laatste jaren veel op de markt verschenen. Een apart probleem hierbij is, dat
veel leerkrachten de weg daar naartoe
nog niet hebben gevonden.* Een
actievere promotie is daar op zn plaats. Veel lesmateriaal laat overigens
nog te wensen over wat betreft de mogelijkheid voor kinderen om hun eigen
creativiteit te gebruiken.* Hier ligt een uitdaging voor het project.
Maar wat scholen vooral zeggen te
missen, zijn concrete verbruiksmaterialen om producten mee te maken en
specialistische educatieve materialen om techniek mee te maken en aan te
ontdekken.
Concrete verbruiksmaterialen zijn
vooral van TTS in gebruik.
Het project technokist bevat naast uitgewerkte leskisten een groot
aantal kisten met kosteloos materiaal.
Omdat kosten voor scholen altijd
een probleem vormen, zijn suggesties voor activiteiten met goedkoop materiaal
altijd welkom.
Educatieve materialen van
educatieve uitgeverijen zijn veelal voor scholen slechts mondjesmaat aan te
schaffen, vanwege de prijs. Een goede selectie is dan geboden. Recente ervaring
met het didactisch mooi legodacta materiaal brengt naast de potentie ook de
kwetsbaarheid van zulk geprogrammeerd materiaal aan het licht: ontbreekt er een
stukje, dan kan het desbetreffende werkstuk niet meer gemaakt worden.
Kindermuseum ZO&ZO heeft een
originele formule: kinderen maken samen zelf een educatief museum en leiden
andere kinderen erin rond. Het begin
van studentmentoren?
Uiteraard horen bezoeken aan musea
en gastlessen tot de mogelijkheden.
Spannende educatieve materialen,
machines waar van alles aan te ontdekken valt, die spelmogelijkheden bieden
buiten de gebruikelijke winkelspelen om, originele activiteiten die
leerkrachten en kinderen op ideeën brengen: daar zou een stuk van de kracht van
het project kunnen zitten. Hierbij kan volop gebruik worden gemaakt van de
inzet van studenten: voor hen is het werken aan een daadwerkelijk te gebruiken
product veel motiverender dan wanneer het slechts om het cijfer gaat.
Samenwerking met bedrijfsleven is van belang om de didactische en pedagogische
inzichten van pabostudenten te vertalen naar duurzame, professionele educatieve
materialen.
Echter, zoals eerder opgemerkt,
zit hem ook een deel van de oplossing in het de ogen openen bij leerkrachten
voor mogelijkheden voor techniek in lesmethodes, in de klas en in de
schoolomgeving. Het kan zelfs omgekeerd: op de basisschool de Wichelroede in
Udenhout wordt techniek als kapstok gebruikt om de rest van de leerstof aan te
koppelen. Alweer kunnen hierin voorbeelden van good practice overtuigend
werken. Soms helpt ook een eenvoudig gereedschap, bijvoorbeeld een camera, om
mogelijkheden te zien waar je gewoonlijk overheen kijkt. In het project kunnen
beide worden verwezenlijkt.
Een factor waarin slechts zelden
voorzien kan worden, is extra begeleiding. Soms lukt het om met
klassenassistenten te werken. Een minder gebruikelijke oplossing is werken met
studentmentoren: leerlingen of studenten die een paar leerjaren verder zijn,
begeleiden techniekactiviteiten van jongerejaars. In het project Technotalent
is dit systeem een van de drie pijlers. Er is ervaring opgedaan met studenten
uit beroepsonderwijs die leerlingen uit het voortgezet onderwijs begeleiden. Het levert een grote mate van acceptatie door de jongeren
op, terwijl de ouderen educatieve ervaring opdoen. We moeten
in dit verband denken aan oudere kinderen die jongeren helpen of aan studenten
die hun expertise inzetten om leerkrachten te ondersteunen. Dat zou dus om
pabo-studenten kunnen gaan. maar ook studenten uit technische opleidingen. In
een eerder samenwerkingsproject tussen pabostudenten en studenten uit een
bedrijfsopleiding leverde dit verrassende resultaten op.
Onder voorzieningen in de fysieke
leeromgeving vallen compleet ingerichte techniek-ontdeklokalen op pabos en in
musea en vrijetijdscentra, maar ook bijvoorbeeld Edulabs: lokalen waarin
allerlei proefopstellingen gekoppeld zijn aan ICT-apparatuur. Ze kunnen zeer
stimulerend werken. Bij deze leeromgevingen moet in het oog worden gehouden,
dat ze qua prijs voor een school te bekostigen moeten zijn en voldoende ruimte
bieden voor eigen creativiteit van het kind. Ook kan zowel materiaal als een
complete proefopstelling zo professioneel zijn dat hij afstoot, omdat de
leerkracht zich niet capabel voelt om ermee te werken. Ze moeten in ieder geval
zeer gebruikersvriendelijk zijn en op diverse manieren begeleid worden
ingevoerd.
Tenslotte is het ook nog mogelijk,
om, samen met de leerlingen, de fysieke leeromgeving te ontwerpen en te maken.
In Den haag is recent een experiment uitgevoerd waarbij leerlingen van groep 5 en 6, samen met studenten, een stad
van dozen hebben gemaakt waar kinderen van groep 3 in kunnen spelen en die
uitnodigt tot het toevoegen van technische werkstukken om het spel te
verrijken. Het gebrek aan kwaliteit wordt in zon geval ruim gecompenseerd door
de motivatie en betrokkenheid van de leerlingen.
Omdat het niet binnen de
mogelijkheden van dit project past om complete leeromgevingen op grote schaal
te produceren en dit ook geen noodzakelijke voorwaarde mag zijn om techniek te
geven, is het ook van belang, dat we goed aansluiten bij de bestaande
lespraktijk op de scholen. Deze kan van land tot land en van school tot school
verschillen. We zullen moeten zoeken naar die mogelijkheden waar techniek de
beste kansen krijgt. Voorbeelden zijn: social/cultural animators in Portugal,
hoeken in de groepen 1 en 2 verrijken zodat er techniek in komt.
Praktische werkruimte is een
noodzakelijke voorwaarde om techniek echt in de praktijk te brengen.
Leerkrachten zien vaak op tegen de rotzooi die ermee gepaard gaat. De
oplossing zit voor een deel in een goede organisatie en het aandurven kinderen
zelfstandigheid te geven. Het is echt ontegenzeggelijk een voordeel als de school
beschikt over een aparte werkruimte, inclusief alle benodigde materialen.
Bovendien kan techniek dan ook ingeroosterd worden en verdwijnt het minder snel
in de drukte van alle andere vakken. Nog steeds kan er in het technieklokaal
gewoon gewerkt worden aan opdrachten voor een thema, bijvoorbeeld.
Een voorbeeld van een school waar
dat goed functioneert, is de Gelderlandschool in Den Haag. Maar een eenvoudige
hoek of nis op de gang en een verrijdbare kar met materialen doet het ook goed.
To the top